Ruim twee jaar geleden verhuisde ik van moestuin. In mijn nieuwe tuin had mijn voorgangster veel bloemen staan en kruiden. Omdat ik in de winter begon, waren van de bloemen alleen droge resten te zien. De plek die kennelijk als kruidentuin had gefungeerd was duidelijker herkenbaar, maar de soorten die daar groeiden zag ik ook meer dan genoeg op allerlei andere plekken in de tuin. Er groeide rozemarijn, marjolein, guldenroede, aardbeien en nog het een en ander en het groeide duidelijk dwars door elkaar heen. Op zich een prachtig natuurlijk evenwicht, maar voor mij teveel van het goede en dus begon ik in die voormalige kruidentuin te spitten. Dat bleek geen sinecure: wat ik boven de grond had vastgesteld, bleek onder de grond een stelsel van door elkaar verweven wortels van de verschillende soorten. De planten hadden er duidelijk al vele jaren gestaan; tussen de wortels zat nauwelijks aarde. Het werd meer afsteken dan spitten, maar dat was niet de reden waarom ik begon te twijfelen of ik mijn plannen wel wilde doorzetten. Wat ik onder de grond aantrof, was zo’n prachtig evenwicht van al die verschillende soorten en als totaal van zo’n grote schoonheid, dat ik me bijna een barbaar ging voelen toen ik dat begon te verwijderen.
Ik moest vandaag daaraan terug denken toen ik in natuurpark Bloeyendael in een stralende zon onder een strakblauwe hemel liep te genieten van al het ontluikende voorjaarsgroen. Grote velden waar tot voor kort nog sneeuwklokjes bloeiden, stonden nog wel vol bladgroen van de sneeuwklokjes, maar andere soorten hadden zich de afgelopen dagen al naar boven weten te wurmen. Tussen de groene sprieten van de klokjes kwam holwortel op, in alle schakeringen van wit tot licht paars. Hier en daar was het blad van hun opvolger, daslook, al flink ontwikkeld en waar de narcissen bijna waren uitgebloeid, bloeiden al de kievitsbloemen. Naast de bekende donkerpaarse klokjes ook in andere, zeldzamer kleuren.
Wat is de natuur toch van een wonderschone samenwerking. Op één plek kunnen vele soorten zich ontplooien. Elk in hun eigen tijd.
Als beginnend tuinder weet je meestal van toeten noch blazen. Dat gold in ieder geval voor mij toen ik zo’n veertig jaar geleden met tuinieren begon. Wat ik zaaide was bij opkomst net zo’n verrassing als wat er allemaal spontaan opkwam op mijn moestuin van 140 m2.
Aan de rand van die tuin kwam o.a. een plant op met mooie roodbruine, bamboe-achtige stengels en later in het jaar prachtige grote witte bloempluimen. Google Lens bestond nog niet, dus vroeg ik andere tuinders of ze wisten wat het was. Aanvankelijk wist niemand het, maar uiteindelijk kreeg ik benamingen te horen als Japanse Boekweit en Japanse Duizendknoop. Ik had de tuin al zeker twee jaar voor ik er achter kwam dat het een ongewenste plant was. Tegenwoordig invasieve exoot genoemd.
De Japanse Duizendknoop werd in de 19e eeuw geïmporteerd door ingenieur Cornelis Lely. De waterbouwkundige dacht dat de plant die wortels tot wel 4 meter lang kan maken, zou kunnen bijdragen aan het vasthouden van grond van duinen. Dat viel tegen en de plant blijkt zelfs door zijn wortels dijken te beschadigen. Maar de plant vond het Nederlandse klimaat kennelijk uiterst prettig en is niet meer weg te krijgen. Dat bleek op mijn tuin ook geen sinecure.
Plantkundigen stellen dat invasieve exoten zoals de Japanse Duizendknoop inheemse soorten verdringen. Er bestaat een Europese lijst van soorten die bestreden moeten worden. Voor deze soorten geldt een import-, handels- en bezitsverbod. Het -voor terreinbeheerders verplichte- bestrijden brengt echter ook vele problemen met zich mee, zoals de chemische middelen die daartoe gebruikt worden. Weliswaar gelden er diverse verboden op middelen, maar daar kunnen nog steeds uitzonderingen op gemaakt worden als het ‘noodzakelijk is voor de bescherming van de gezondheid van mens, dier of milieu’. Een paradoxaal gegeven.
De kosten van het bestrijden lopen inmiddels hoog op. Het is duidelijk dat invasieve soorten die dijken beschadigen of zo’n plant als Berenklauw die zich enorm snel kan verspreiden en bij mensen fikse brandblaren veroorzaakt, bestreden moeten worden, maar dat we ze ooit nog wegkrijgen lijkt me een utopie. Ook terreinbeheerders maken keuzes van plekken waar de exoten bestreden worden en waar niet, omdat er grenzen zijn aan menskracht en financiële middelen.
Duidelijk is ook dat bestrijding vooral plaats vindt vanuit belangen van mensen, zoals een haven willen aanleggen of willen recreëren (zie docu van Pointer).
En duidelijk is ook dat activiteiten van mensen, zoals grondverplaatsingen, plantjes meenemen, soms ook zonder het te weten in de vorm van zaden die zich gehecht hebben aan kleding of bagage, de oorzaak zijn van de aanwezigheid van exoten.
Minder duidelijk is of alle als invasieve soort aangeduide exoten, schadelijk zijn voor de natuur om ons heen. Ja er is sprake van verdringing van inheemse soorten. Dat geldt voor planten maar ook voor dieren, zoals de halsbandparkiet. En de inheemse soorten hebben hun eigen vijanden, de invasieve exoten niet, maar dat is waarschijnlijk een kwestie van tijd. Bovendien worden hier en daar buitenlandse insecten aangevoerd om exoten te bestrijden. Wat doet dat dan voor het ecologisch evenwicht?
Terwijl de trend is om bodemleven als belangrijkste basis van natuur te beschouwen, zorgt het bestrijden van al dan niet invasieve exoten voor het ernstig verstoren van het bodemleven.
Op mijn moestuin ben ik samen met alle andere tuinders van onze tuindersvereniging midden in de stad, druk bezig met biodiversiteit. Ons gebiedje met zo’n 60 tuinen vormt een onderdeel van een ecolint door de stad. Dat dat succesrijk is, blijkt uit de toename van soorten planten en diertjes. Maar ondertussen neemt de egelstand nog steeds af en terwijl de ene vlindersoort weer terugkomt is een andere alweer verdwenen. Om maar eens wat te noemen.
Zolang de diersoort mens in aantal blijft groeien en de daarbij gepaard gaande mobiliteit van mensen en goederen doorgaat, dreigt werken aan inheemse biodiversiteit een gevecht tegen de bierkaai te worden.
In feite is er al een mondiaal ecosysteem. Dat systeem is gigantisch in beweging onder invloed van de mens. Of je het nu klimaatverandering noemt of milieuvervuiling, feit is dat vanwege een overheersende diersoort overal in de wereld unieke ecosystemen instorten. Of het bestrijden van invasieve exoten daar verbetering in brengt, lijkt me echt de vraag. Goed beschouwd is de mens de meest invasieve levensvorm op Aarde.
Laten we vooral doorgaan met biodiversiteit herstellen waar mogelijk en proberen te voorkomen dat inheemse soorten uitsterven. Maar zolang we niet beseffen dat we als mens minder moeten, op elk aspect van ons bestaan, blijven andere levensvormen overal in de wereld in schrikbarend tempo uitsterven.
Ondertussen gaan we lustig door, ook bij onze tuinvereniging, met het planten van andere exoten, zoals de Japanse wijnbes, een delicatesse.
“In de stikstofcrisis dringt zich de vraag op: hoeveel houdt Nederland van zijn natuur?” Het was de enige kop op de voorpagina van de Volkskrant van 9 juli en verwees naar een artikel in de zaterdagbijlage.
Mijn eerste reactie was: Het zal toch niet waar zijn dat de Volkskrant begonnen is met het masseren van plannen voor Nederland als Megacity?! Met tegenzin zocht ik het artikel op en ook de kop daar stemde me meteen somber: “Iedereen lijkt vóór natuur, maar voor welke?”
Hoezo welke natuur? Natuur is natuur al denken allerlei natuurbeherende instanties in Nederland dat natuur maakbaar is.
Het artikel maakt onderscheid tussen o.a. ‘wilde’ natuur en ‘functionele’. Met functionele natuur wordt dan vooral landbouwgrond bedoeld.
Eerder deze week reisde ik per OV naar Otterlo op de Veluwe. In de trein viel me vooral op hoe georganiseerd ons landje is. Alles is geregeld, van verkeer tot huizen, van stukjes groen tot weiland en overal staan bordjes en signalen die je vertellen wat de betreffende regels zijn. Hoe dichter ik bij Ede kwam, hoe meer groen ik zag, maar vooral viel me het grote aantal distributie’dozen’ op die het zicht vanuit de trein op dat groen flink hebben verminderd.
De bus van Ede naar Otterlo reed over goed georganiseerde wegen tussen ogenschijnlijk ondoordringbaar groen. Ogenschijnlijk, want waar ik ook wandel in Nederlandse natuur, er zijn altijd paden, wegbewijzers, bankjes en zelfs picknicktafels. Ook in de ‘wilde’ ‘natuur die de Veluwe lijkt te zijn, lopen overal paden. Ok, ze zijn vooral zanderig maar de meeste zijn breed genoeg om grote voertuigen door te laten waarvan je dan ook van tijd tot tijd bandensporen ziet. Na nog geen uur zulke paden te hebben gevolgd, bleek de bewoonde wereld te beginnen met een vakantiepark dat een flink stuk Veluwe in beslag nam.
Hoe uitgestrekt en wild de Veluwe ook lijkt, hoe hoopgevend ook al dat groen is dat stikstof opneemt, ook deze zogenaamd ‘wilde’ natuur is in feite functionele natuur. Het zijn steeds schaarser wordende plekjes waar je even op adem kunt komen, even kortstondig tijdens een wandeling geen verkeer hoort (als de wind gunstig staat).
Die paden zijn wel handig, je kunt er zelfs zonder echte wandelschoenen goed op vooruit, maar ze blijven ook een teken dat de natuur waar dan ook in Nederland goed georganiseerd is.
Al vele jaren is het me niet gelukt om een uur in de natuur te lopen, zonder op zijn minst weer huizen of een over te steken weg tegen te komen. De Nederlandse natuur bestaat uit allemaal stukjes, een soort lappendeken waar ecologen ecologische linten tussen proberen te krijgen of in stand houden.
Goed beschouwd is Nederland al één grote stad met veel parken die nog natuur genoemd worden. En de hele wereld is bezig zo te worden.
Zo bezien is het niet gek dat je steeds meer hoort over plannen voor Nederland als Megacity.
Die plannen worden gemaakt door mensen die zelf meestal geen tijd hebben om in de natuur te zijn, laat staan zich daarmee verbonden te voelen.
En daar zit de crux: de diersoort mens zegt wel dat ze van natuur houdt maar het moet vooral niet in de weg staan voor plannen voor onze ‘welvaart’.
Dat welvaart zonder natuur weinig tot geen welzijn meer bevat, wordt nog steeds vergeten. Dat de natuur ons op ontelbare wijzen probeert duidelijk te maken dat we als diersoort moeten krimpen i.p.v. groeien om ook andere levensvormen een kans tot overleven te geven, vinden we op zijn best begrijpelijk. Maar onszelf zien als een deel van de natuur, dat complexe goddelijke stelsel waarin ontelbare levensvormen met elkaar voor evenwicht zorgen, is iets anders dan over gebaande paden lopen.
Het verdwijnen van dier- en plantensoorten vindt een ruime meerderheid der Nederlanders erg (80% volgens Volkskrant), maar na dat geconstateerd te hebben stapt men weer in de auto of het vliegtuig… Hoe bereid zijn we eigenlijk om ons consumeer-, vervoer- en vertiergedrag te veranderen?
De vraag welke natuur we willen, geeft een boeiende inventarisatie, maar laat nog tevens zien dat de mens zich superieur waant t.o.v. ‘natuur’ en nog steeds niet beseft dat we er deel van zijn en nodig hebben om te overleven.
Momenteel vindt de grootste milieuramp ooit plaats en we staan nog slechts aan het begin daarvan. Sommigen noemen het klimaatverandering omdat de ramp overal in de wereld grote gevolgen heeft en de grote hoeveelheid CO2 in de lucht bijdraagt aan opwarming.
Desondanks gaan regeringen en bedrijven maar door met acties waardoor de ramp alleen maar groter wordt. Het kappen van het Amazonewoud gaat maar door, de bossen in Azië verdwijnen als sneeuw voor de zon waardoor o.a. de orang oetang al bijna geen plek meer heeft om te leven, net als zovele andere dieren zoals de Bonobo’s in Afrika. Biomassacentrales worden gestookt met hout uit alle delen van de wereld en daarvoor van vooral arme landen naar de rijkere vervoerd met vervuilende zeeschepen. Toch beweren regeringen dat ze wat doen aan het fossiele brandstofprobleem. Er worden gigantische bedragen uitgegeven aan windmolens terwijl die ecologisch totaal onverantwoord zijn. Insecten en planten sterven in hoog tempo uit en de bijensterfte zorgt nu al voor minder natuurlijke bestuiving van wilde en geteelde gewassen.
Kortom: we hebben een vervuilde wereld en moeder Aarde kan de zooi niet meer zelf opruimen.
Er zijn oplossingen bedacht; zo zou natuur zich overal kunnen herstellen als de mens 50% van de Aarde en zee ongemoeid zou laten.
Maar wat doet ‘de mens’: die gaat zich nog meer bemoeien met het aardse ecosysteem door allerlei vormen van geo-engineering. Zo zijn experimenten met het weer al decennia bezig en nemen die activiteiten toe.
Sommige wetenschappers denken de opwarming van de Aarde tegen te kunnen gaan door het zonlicht te ‘filteren’. Hoe debiel kun je zijn om daarvoor te kiezen?!
De zon is de basis van al het leven op Aarde. Door de zon groeit en bloeit alles wat leeft, door in de zon te zijn zet onze huid zonlicht om in vitamine D, dat o.a. een belangrijk onderdeel vormt van ons immuunsysteem. Door die zon te verminderen los je niets op maar maak je de problemen alleen maar groter!
Verhalen over chemtrails vond ik ooit nogal overdreven, tot ik ze met eigen ogen kon waarnemen. Zo was er een prachtige zonnige, wolkeloze dag en dacht ik even lekker in mijn tuintje onder de strakblauwe lucht in de zon te gaan liggen. Ik lag er nog maar net en ineens in de schaduw. Van vier kanten waren er ‘vliegtuigstrepen’ die bij elkaar kwamen voor de zon en daar een ‘wolk’ creëerden waardoor er ineens schaduw was!
(foto genomen na 10 minuten toen de wolk begon uit te waaieren)
Op televisie bedenken de weermannen en -vrouwen steeds nieuwe namen voor wolkenformaties die we nog maar kort kennen. En het experimenteren gaat maar door! Nu vaak ’s nachts zodat het minder opvalt, maar soms ook juist brutaler bij klaarlichte dag. De gekste stoffen worden in de lucht achtergelaten, stoffen die natuurlijk uiteindelijk op Aarde neerdalen, op onze omgeving, onze gewassen en… onze lichamen.
Iemand in Tsjechië signaleerde 1 februari helikopters die enorme ‘rook’sporen achter lieten. Het filmpje heb ik op 6 februari op mijn tijdlijn op Facebook geplaatst voor wie het met eigen ogen wil zien.
Hoe wetenschappers, bedrijven en regeringen denken om te gaan met de milieuramp, is gewoon schandalig! Geen aanpak van de oorzaken, maar nieuwe rampen creëren die zogenaamd helpen.
Met mijn hond ging ik naar een holistische dierenkliniek tussen Zeist en De Bilt om hem te laten titeren. Deze nog vrij jonge techniek wordt door slechts weinig dierenartsen gebruikt. De methode behelst het afnemen van een beetje bloed om te kunnen onderzoeken of je huisdier nog voldoende afweerstoffen tegen bepaalde ziektes heeft. Is dat het geval, dan scheelt dat weer een inenting en dus belasting van het systeem van je dier. Worden er voldoende antilichamen gevonden in het bloed, dan krijg je net zo goed een (speciale titer-) aantekening daarvan in het vaccinatiepaspoort als je ook zou krijgen van een inenting.
De kliniek bleek maar liefst negen mensen met elk minstens een en soms meer honden op dezelfde tijd te hebben uitgenodigd. Voor vragen was dan ook geen tijd. Als ik vragen had moest ik daar een andere afspraak voor maken. Ja ook met mijn vraag over het enige vaccin waarvoor ze niet konden titeren. Moest ik het nu wel of niet aan mijn hond laten geven? Dat moest ik dan maar zelf beslissen. Maar wat ik ook besliste, de dierenarts wist op voorhand niet zeker of ze er tijd voor had.
We waren gelukkig als eersten aan de beurt, maar omdat het er zoveel waren, kon het minimaal een uur gaan duren voor de uitslag van het bloedonderzoek klaar was. Dus gingen we ons in de tussentijd vermaken.
Groen genoeg in de buurt. Dat had ik gedacht op de wandeling van twintig minuten vanaf de bus naar de kliniek. Weliswaar had ik van tevoren gezien dat het eigenlijk maar een klein groenstrookje is tussen de bebouwde kom van Zeist West en Landgoed Oostbroek in De Bilt, maar lopend over de Schorteldoeksesteeg die overgaat in de Bisschopsweg, kreeg ik bijna de illusie in een bos te lopen. Niets bleek minder waar. Al snel nadat we de weg hadden verlaten, kwamen we dit bord tegen:
En op het openstaande hek nog een:
Maar als het niet toegankelijk was, waarom stond dat hek dan zo wijd open? Ik besloot poolshoogte te gaan nemen en liep het pad op.
Na tien meter zag ik tot mijn verbazing dit:
In dat kleine rustgebiedje waar we niet in mogen, wordt dus wel gebouwd…!
Toen we de titer-uitslag kregen (geen vaccinaties nodig, hoera!), bleek er definitief geen tijd voor de enige inenting waarop niet getiterd kon worden. Er ontspon zich tussen de assistentes en de enige dierenarts die zich met het titeren bezighield een eigenaardig gesprek over als ik speciaal terug moest komen voor die ene inenting, er naast de kosten voor het vaccin dan wel of niet consultkosten moesten worden gerekend.
Ik ga niet meer terug, dacht ik meteen maar zei het maar niet.
Soms denk ik dat de wereld der mensen echt aan het doordraaien is.
“Waarom heeft iedereen het over dit kurkumaproduct?” Een zin die moet opwekken om te klikken zodat je wellicht dit product gaat kopen. Reclame dus.
Hoezo hebben we een kurkumaproduct nodig? Of een kamille extract? Of een avocadozalfje? Of een afslankmiddel waar artisjokken in verwerkt zijn? Zouden we niet gewoon kurkuma aan ons eten kunnen toevoegen? Thee trekken van kamille? Avocado op ons brood smeren al dan niet met een plakje ham erop?
Het zijn zomaar een paar voorbeelden, de lijst van producten gemaakt van in de natuur voorkomende planten en vruchten is eindeloos.
O.a. de Europese Richtlijn voor Traditionele Kruidengeneesmiddelen verbiedt om op verpakkingen van natuurlijke kruiden te vermelden wat hun geneeskrachtige werking is. De vereniging tegen kwakzalverij staat te trappelen om je zwart te maken als je voorlichting geeft over de geneeskrachtige werking van kruiden. Maar al die ‘wondermiddeltjes’ waarin kruiden verwerkt zijn mogen dus wel?
De supplementen zoals al die ‘gezonde’ pillen en drankjes heten, vliegen als warme broodjes over de toonbank. Na de krachttraining moeten we supplementen tot ons nemen, weipoeder in een drankje verwerken en weet ik veel wat nog meer. Vroeger aten bodybuilders gewoon veel biefstuk om aan hun eiwitten te komen…
Als je ouder wordt moet je calciumtabletten gaan slikken, vitae pro voor je spieren en gewrichten, extra vitamine D ter ondersteuning van je immuunsysteem en zo nog het een en ander. Om met dat laatste te beginnen: het schijnt dat de ouder wordende huid minder goed in staat is om zonlicht in vitamine D om te zetten. Maar is niet het werkelijke probleem dat veel oudere mensen minder graag in de zon zitten en al helemaal niet meer in bikini? Die vitae pro is volgens consumentenprogramma’s helemaal niet bewezen als werkzaam, maar ik heb het toch een paar maanden uitgeprobeerd. Ja, ik had minder last van spieren en gewrichten, maar bleek dat ook op te kunnen vangen door verse (en in de winter gedroogde) brandnetel in mijn dagelijkse pot kruidenthee medicinaal mee te laten trekken. Mijn immuunsysteem wordt extra ondersteund door in diezelfde pot thee rozemarijn mee te laten trekken. En vooruit: omdat het coronavirus nog rondwaart wil ik wel een extra vitamine D pilletje slikken tot ik weer met blote armen naar buiten kan.
Ik denk dat het verbod om op verpakte kruiden te vermelden waar ze voor werken, voortkomt uit geldzucht. De industrie kan weinig verdienen aan natuurlijke ‘producten’. Daartoe wordt wat de natuur ons geeft bestempeld als natuurlijke grondstoffen en moet daar een ‘product’ van gemaakt worden waar dan een flinke prijs voor gerekend kan worden. De farmaceutische industrie is al een tijd de machtigste ter wereld. Artsen wordt vrijwel niets meer geleerd over de heilzame werking van gezonde voeding en over geneeskrachtige kruiden al helemaal niets. De kennis van natuurlijke geneeskrachtige kruiden is helaas nogal diffuus geworden. Je moet echt een beetje kennis van zaken hebben om op internet de juiste werking te vinden. Er zit veel kaf onder het koren 😉
Maar nadenken over en beginnen met natuurlijker leven kan iedereen.
Het is weer de tijd dat overal paardenbloemen bloeien. Pluk ze net boven de steel af, doe een handvol in een karaf water, laat een paar uur trekken in de koelkast en hupsakee, je hebt een heerlijk verfrissend watertje, dat ook nog eens de gal- en leverwerking ondersteunt en zo tevens helpt met ontgiften. Precies in de tijd van het jaar dat dat het meest zinvol is. In feite zorgt de natuur goed voor ons.
Op ons moestuinen complex gelegen tussen Abstederdijk en Zonstraat, zijn vrijwel geen tuinen meer te vinden met zwarte aarde. Tuinders die met constant schoffelen rond hun cultuurgewassen de rest van de aarde onkruidvrij hielden, zijn letterlijk bijna uitgestorven. De jongere tuinders hebben het steeds minder over onkruid en in plaats daarvan over wilde gewassen. Een moestuin aanpak die uitgaat van permacultuur wordt al jaren steeds populairder en wie nog wel rigoureus spit, laat grond niet meer braak liggen maar mulcht.
Bij de gemeentelijke plantsoenendienst overheerst echter nog steeds de oude manier. De tuinmannen snappen dat zelf ook steeds minder, maar doen braaf wat ze gezegd wordt.
Zo sprak ik een tuinman die bezig was met het nieuwe plantsoen bij de aansluiting op de Maliesingel, daar waar het fietspad van het jonge Oosterspoorbaanpark sedert eind deze zomer aansluit op de singel. De aansluiting was door de corona maatregelen later gerealiseerd dan gepland, en daardoor is de tijd van aanplanten van nieuwe gewassen verstreken. De tuinman vertelde dat hij al voor de 4e keer (!) het plantsoen zwart schoffelde.
Palbij, op de Oudwijkerdwarsstraat, gaat ook alles trager dan gepland, maar de nieuw aangelegde plantsoentjes worden daar simpelweg met rust gelaten. Het gevolg is dat de natuur er doet wat ze altijd doet: de zwarte aarde laten verdwijnen onder veelzijdige begroeiing. Dat lijkt me goed voor de biodiversiteit en het ziet er ook fraai uit.
Op mijn column van 30 mei over overbevolking kreeg ik naast instemmende reacties ook diverse reacties van mensen die vinden dat er helemaal geen sprake is van overbevolking, ruimte zat op Aarde vinden zij. Als we anders met de dingen om zouden gaan zouden er zelfs nog vele mensen bij kunnen, denken ze.
Maar hoe anders dan?
Het is de grote vraag naar producten waardoor mensen dollartekens in hun ogen krijgen en er misstanden ontstaan. Zouden zonder die dollartekentjes de bossen niet gekapt worden?
Als er geen grote vraag naar soja zou zijn, zou het Amazonewoud dan niet gekapt worden om daar soja plantages voor in de plaats te zetten?
Als er geen grote vraag naar palmolie zou zijn, zouden de bossen in Indonesië niet gekapt hoeven worden en zouden de orang oetans nog een leefgebied houden.
Als we geen kobalt nodig hadden voor onze mobieltjes hadden mensen op hun eiland kunnen blijven wonen i.p.v. daar van verjaagd zodat hun eiland afgegraven kon worden.
Als we niet massaal marmer gebruikten, zou het Griekse Naxos nog bergen hebben.
En zo kan ik nog wel een poosje doorgaan.
Alternatieven voor soja, palmolie, kobalt en marmer en al die andere natuurlijke stoffen bedenken dan?
Maar wat dan? Chemische stoffen? Maar dan is het weer vervuiling wat de klok slaat.
Circulaire producten dan?
Wellicht.
Ruimte genoeg, zeggen de overbevolking ontkenners. In Nederland nog weiland zat waar we op zouden kunnen bouwen. We hebben toch al teveel koeien…
We kunnen toch voedsel gaan verbouwen in woestijnen dankzij vernuftige watersystemen? Maar dat voedsel moet dan wel naar elders in de wereld vervoerd worden.
Zonnepanelen in de woestijnen dan?
Er ontstaan bij vernuftige systemen inmiddels traditiegetrouw monopolies met alle gevolgen van dien. Lokale bevolking profiteert er zelden of nooit van, want juist massale hoeveelheden blijven de hebzuchtigen onder ons triggeren.
Die massaliteit zorgt voor machtige industrieën waardoor we tegenwoordig meer geregeerd worden dan door democratische principes.
Groeigroeigroei, meermeermeermeer…
De vraag naar van alles en nog wat moet niet meer verder groeien. Groei is nog steeds gebaseerd op de toename van het aantal mensen. En waar de bevolkingsgroei stokt, op het aanmoedigen van consumentisme.
Hoe je het ook bekijkt, we moeten naar minder, naar krimp.
Door dat we met veel en ook nog steeds meer zijn, gaat het hele ecosysteem naar de knoppen. Het uitsterven van dieren maar ook van planten gaat in een steeds hoger tempo.
Na de milieuvervuilers en klimaat ontkenners heb je nu kennelijk de overbevolking ontkenners.
Hebben die de verhalen van de virologen die ondertussen een soort halve bn-er status hebben dan niet goed gehoord of gelezen? Viroloog Marion Koopmans in Volkskrant van 19 juni:
“..het is allemaal onderdeel van het herstellen van ecosystemen. Want dat is wat virussen doen.”
“Neem het oceaanonderzoek van de Amerikaanse bioloog Craig Venter, die nam een heleboel emmers oceaanwater en onderzocht: wat gebeurt daar nou precies in? Daaruit bleek dat als bepaalde algen een explosieve groei doormaakten, er virussen in het geweer kwamen om die algen een infectie te bezorgen, waardoor die groei werd genivelleerd. In feite is dat wat er nu bij ons ook gebeurt. Als er steeds meer mensen en steeds meer dieren steeds dichter op elkaar komen te zitten, komt er toename van het risico op virusinfecties, wat voor een soort natuurlijk herstel van het evenwicht zorgt.’ Het virus grijpt in bij overbevolking.
‘Zo zou je het kunnen zeggen, ja.”
Er is nu een virus dat ons massaal aanvalt. Dat virus gaat niet meer weg. Sterker nog, grote kans dat het muteert en dat er een nog vervelender virus komt. Regeringen blijven inzetten op (en ons belastinggeld uitgeven aan) de ontwikkeling van een vaccin. Die keuze past geheel in het marktwerkingsdenken dat inmiddels alle sectoren van onze samenleving heeft verziekt. Want aan een vaccin valt goed geld te verdienen.
We zouden er beter aan doen om te kijken welke natuurlijke middelen ons kunnen helpen bij het versterken van ons immuunsysteem en i.p.v. grote bedrijven met ons belastinggeld overeind houden, kijken hoe de transitie naar minder en duurzamer gefinancierd kan worden.
Maar kennelijk moeten we eerst nog het e.e.a. beter communiceren met elkaar.
Er zit een koppeltje duiven elkaar te liefkozen op de tak van de boom precies voor de yogakamer. Daar kan geen asana tegenop.
Het liefdevolle samenzijn had kennelijk een vervolg, maar dat was mij ontgaan. Waarschijnlijk omdat ik meer naar binnen keek dan naar buiten omdat er buiten steeds meer gebeurde dat ook vroeg om naar binnen te gaan.
Vorige week meldden diverse fb-vrienden dat er vogels tegen hun raam vlogen. Het bleek vooral om jonge vogels te gaan die nog geen idee hebben van wat een glazen raam inhoudt.
Dezelfde dag nog vlogen er ook vogels tegen het raam van mijn huiskamer op de begane grond.
De volgende dag gebeurde het weer een paar keer. Het bleken duiven, een volwassen duif begeleidde een jonge duif die er echt niets van snapte en versuft in de vensterbank ging zitten.
’s Avonds had mijn hond veel belangstelling voor een klimplant die vooral aan de voet, dus bij de overgang van stoep naar muur, veel groen heeft geproduceerd en zo een prima schuilplaats kan bieden. Ik dacht aan een rat of een egel en trok mijn hond terug.
Maar de plek bleef interessant, ook overdag en toen ik de jonge duif weer in de vensterbank zag zitten, begon ik te vermoeden dat hij degene was die daar ’s nachts schuilde.
Kennelijk had hij te vroeg het nest verlaten, of misschien was hij gewond? De volwassen vogels waren nog in de buurt zag ik.
Een paar dagen later zat de jonge vogel ’s ochtends weer eens in mijn geveltuintje en zoals steeds zorgde ik er voor dat mijn hond hem met rust liet. Maar terugkomend van ons wandelingetje was er een oploopje voor het huis van de buren. Ik werd geroepen, maar of ik mijn hond dan niet meenam.
“Oh de duif,” begreep ik meteen, die nu in het geveltuintje van de buren zat en waarover zorgen werden gemaakt, o.a. vanwege de poezen in onze straat.
Of ik een doos had. Alleen een hele grote, een ander had een te kleine. Een buurvrouw zocht op haar telefoon naar Vogelopvang Utrecht en haar partner was bereid de vogel daarheen te brengen. Een overbuurvrouw schoot te hulp met een poezen reismandje en pakte kordaat de vogel en stopte hem daarin.
Vogel gered? Ik ging daar ernstig aan twijfelen toen ik een paar uurtjes later papa en mama duif heel hard klagende roepgeluiden hoorde maken. De ouders hadden dus niet zoals we dachten hun jong in de steek gelaten.
Maar de buurvrouw wiens man zo aardig was geweest de vogel naar de opvang te brengen, meldde dat de vogel pokken had en een wond op zijn vleugel.
Het menselijk ingrijpen was dus vogelleven reddend.
Hoewel…
De menselijke omgeving maakt stadsduiven gevoelig voor pokken, de ruiten op de vliegroutes van jonge vogels bezorgen hun wonden en het weinige groen in straten biedt nauwelijks bescherming.
Laten we nog meer geveltuintjes maken en groene daken.
Stiekem hoop ik dat de jonge duif als hij aangesterkt is, de weg naar ons straatje terug vindt. Naar de tak van de boom voor de yogakamer.
In mijn mailbox vanmorgen een bericht met een heerlijk positief subject:
“Collective awakening is possible”.
Het doet me denken aan ‘Worldpeace is possible’, een stichting met die naam deed niets anders dan die gedachte verspreiden op kaartjes, t-shirts, vlaggen, je kon het zo gek niet bedenken. Ik heb o.a. stapels ansichtkaarten met die tekst verstuurd, diverse t-shirts gekocht want zo’n mooie gedachte help ik graag verspreiden. Als ik het goed heb bestaat deze stichting niet meer, als ik nu zoek op ‘Worldpeace is possible’ krijg ik tal van inspirerende sites over prachtige initiatieven als eco-villages en andere milieubewuste activiteiten. Ook leuk vind ik ‘7 reasons why worldpeace is possible’. Die redenen zijn belangrijk, want zo’n vredelievende gedachte wordt door rationele mensen meteen bestreden met allerlei argumenten.
Niet ingaan op die argumenten, leerde ik in de loop der jaren.
De gedachte om de gedachte worldpeace is possible te verspreiden, kwam van een in Utrecht wonende zenmaster.
De gedachte ‘collective awarkening is possible’ blijkt afkomstig van de in (de buurt van?) Parijs woonachtige Vietnamese zenboeddhist Thich Nhat Hanh, wel bekend als de bedenker van mindfullness.
Als ik de e-mail open blijkt het volledige citaat:
“Collective awakening is our hope and the hope of our planet.
And collective awakening is possible.”
En dat was nou precies waar ik de hele week al over loop na te denken.
We gaan weer ‘terug naar normaal’, zeggen onze regeringsleiders, maar wat is dat ‘normaal’ dan?
De stichting Pandora verspreidde in de jaren ’60 van de vorige eeuw een poster met een soort spiegel erop en de tekst eronder: ‘Ooit een normaal mens gezien?”
Hadden we een normale wereld voor corona?
Die wereld was en is abnormaal.
Op mijn vorige column kreeg ik diverse reacties van mensen die beweerden dat er helemaal geen overbevolking is, dat er genoeg ruimte is op de aarde voor al die miljarden mensen. Maar al die mensen nemen zoveel ruimte in dat er voor vele andere levensvormen geen ruimte meer overblijft en er is een steeds harder gaande uitsterving gaande van planten en dieren en insecten. Dat heeft weliswaar ook relaties met ons economische systeem en hoe we uitbuiten en vervuilen, maar niet zien dat de overbevolking daar een grote rol in speelt is een vorm van beperkt bewustzijn en dat zeggen zullen die critici me ook wel weer kwalijk nemen.
Met rationeel kijken naar de problemen in onze wereld komen we kennelijk niet nader tot elkaar. Terwijl de een nog nageniet van al die mooie strakblauwe luchten, staat de ander alweer te popelen om het vliegtuig in te stappen.
Het is geen toeval dat die twee mooie gedachten komen van zen monniken. In de boeddhistische tradities word je geleerd je gedachten waar te nemen, waardoor je ook de werkelijkheid en waarheid van gedachtes gaat inzien. Met je denken schep je je eigen werkelijkheid. Met ons collectief denken scheppen we onze gezamenlijke werkelijkheid.
Als we massaal zouden denken dat wereldvrede mogelijk is, zou het al bestaan.
Als we massaal doordrongen zouden zijn van dat de diersoort mens, als onderdeel van het ecosysteem op planeet Aarde dat hele ecosysteem aan het aantasten is, zouden we met elkaar bezig zijn met alle mogelijke acties om het milieu te sparen i.p.v. werkloos toekijken hoe de longen der Aarde, zoals het Amazonewoud in hoog tempo gekapt worden.
Dan zouden we beseffen dat we onszelf aan het uitmoorden zijn en een heleboel ander leven meer.
Dan zouden we beseffen wat het betekent: ‘the sixt extinction’.
Een paar jaar terug was het gedachtegoed van ‘The Secret’ populair. Als je maar goed voor je geest haalde wat je wilt, zou je het bekomen. Maar dat was tamelijk materieel gericht. Mensen wensten zich betere banen, meer geld enz.
Zenboeddhisten houden van simpel leven. In hun eenvoud zijn ze een met de natuur.
En in hun bewustzijn is geen plaats voor het toevoegen van negatieve gedachten aan ons collectieve bewustzijn. Zenboeddhisten wensen een betere wereld, het stoppen van de al in gang gezette massale uitsterving op Aarde.
Dat begint met een mooie gedachte van hoop.
Mijn hoop is dat een ieder die dit leest gaat beseffen dat ook zijn/haar gedachten deel uitmaken van ons collectieve bewustzijn.
Als je dat beseft, volg dan deze twee adviezen van Thich Nhat Hanh op:
“Take a deep breath and give yourself a smile” (een goede ook voor alle momenten dat je je niet ok voelt)
En denk dan