Levensduur

Duurzaam dit, duurzaam dat, in de reclamespotjes is ineens van alles duurzaam. De fabrikanten worden er voor mij niet geloofwaardiger door. Want hoe zit het, om maar eens wat te noemen, met de levensduur van deze ‘duurzame’ producten?

Als je een elektrisch apparaat – al dan niet wettelijke verplicht – zuiniger maakt qua energieverbruik, is het daarmee dan meteen een duurzaam product? Hoe zit het met de levensduur van datzelfde apparaat? Steeds vaker zijn apparaten volgestopt met onderdelen die maar beperkt meegaan. Erger nog: losse onderdelen zijn vervangen door aan elkaar gesmolten delen zodat het goedkoper is om een nieuw apparaat te kopen dan het onderdeel vervangen.

Een goed voorbeeld vind ik de kraan op wastafel of boven de gootsteen. Vroeger waren kranen van duurzaam metaal en zo af en toe moest je een leertje vervangen. De kranen zelf gingen levenslang mee. Nu ‘roesten’ die kranen binnen enkele jaren door en de leertjes erin zijn verdwenen. Gaat je kraan lekken, moet je de hele kraan vervangen.

Als consument zijn we steeds meer gewend geraakt aan dat als iets kapot is, we het hele ding vervangen i.p.v. pogen het te repareren. Dat heeft voordelen van snelheid, maar heeft niets met duurzaamheid te maken.

Nog erger is het gesteld met het modebeeld dat ons wordt voorgehouden. We vervangen zaken in ons huis niet meer alleen omdat ze kapot zijn, maar omdat ze als ouderwets worden gezien.

Mijn kleindochter van net zeven vroeg me recent waarom ik zo’n smalle fiets heb. “Omdat ik hem al vele jaren heb,” zei ik. “Ja je hebt een ouderwetse fiets,” vond ze. “Heb je geen geld voor een nieuwe?”

Waarom zou ik een nieuwe kopen als deze nog goed is, ja zelfs nog goed in de lak zit?

Gisteren kwam een jongere vriend me ‘verrassen’ met een nieuw achterlicht die nu mijn reflector vervangt. Want toen we recent ’s avonds samen door de stad fietsten, vond hij mijn achterlicht te zwak en daarmee onveilig. Daar had hij gelijk in, maar ik vertelde hem die avond al dat de batterijtjes bijna leeg waren. Hij heeft die gisteren ook nog even voor me vervangen. Ik heb nu dus een dubbel achterlicht, lijkt wel een feestverlichting op basis van vier batterijen i.p.v. twee. “Zit je nooit meer zonder achterlicht,” vond de vriend laconiek, die nog steeds niet lijkt te begrijpen waarom ik zijn cadeautjes vaak niet positief ontvang. Ik hoop dat de ‘oude’ reflector binnenkort een nieuwe eigenaar vindt via de weggeeftafel in de buurt.

Als er weer eens in de buurt een huis van eigenaar verwisselt en het hele huis gestript wordt, worden de oude materialen rücksichtslos in een container gegooid. En… meestal moedwillig daarbij kapot gemaakt. Want stel je voor dat iemand die massief houten deur of die toiletpot of spiegel zou kunnen hergebruiken. Dat is niet goed voor de verkoop van die bouwmaterialen.

Consumentisme en levensduur van materialen hebben samenhang. Hetzelfde geldt voor mode. De woonverbeterprogramma’s op tv worden niet voor niets gesponsord door bouwmarkten en fabrikanten van bouwmaterialen. Ook de praatprogramma’s, vooral die overdag, werken hard mee aan het gevoel geven dat we nodig weer eens wat aan ons huis of garderobe moeten veranderen.

Er zijn wel lichtpuntjes: zoals kleine modehuizen die kleding maken op grond van recyclede materialen. Goedkoop zijn deze kleren echter allerminst. En steeds meer apparaten worden ‘refurbished’. Vooral bij telefoons is dit populair. Voor de mens met een smalle portemonnee lijkt dit een oplossing, maar ik blijf van mening dat we veel langer met een telefoon zouden kunnen doen als we niet zo massaal waren opgehitst met steeds sneller en beter. Dat apparaten die bij nieuwe ontwikkelingen horen zo snel vervangen ‘moeten’ worden, is echter ook wel enigszins te begrijpen. Maar waarom zou je een nieuwe stofzuiger kopen als de oude het nog doet? Of waarvan het snoer simpel vervangen zou kunnen worden?

Vraag je eens vaker af of wat je hebt niet gewoon nog goed genoeg is. En als je iets nieuws koopt, of het qua reparatiemogelijkheden eigenlijk wel zo duurzaam is als wordt beweerd.

Om consumentisme te veranderen en werkelijk duurzame spullen te genereren, zijn kritische consumenten nodig. Het zou ook wel eens kunnen helpen bij het verkleinen van de nu nog steeds groter wordende kloof tussen rijk en arm. Misschien is het wel zo dat mensen die blij zijn met ‘afdankertjes’ in wezen rijker en wijzer zijn, dan zij die onbeperkt blijven vernieuwen wat ze hebben.

Consumentenbrein

Vorige week was in het nieuws dat neuromarketing effectievere reclames mogelijk gaat maken, maar eigenlijk was dat geen nieuws, want er wordt al een paar jaar mee gewerkt.
Vermoedelijk was het ‘nieuws’ een manier om aandacht te vestigen op de uitreiking van The Dutch Marketing Awards 2016, waar ook bekend werd gemaakt wat de ‘De onbewust meest effectieve tv-commercial 2015’ was, de winnaar van de zgn. gouden walnoot.
De walnoot, ook wel okkernoot genoemd, lijkt qua structuur op onze hersenen en daar draait het dus steeds meer om bij reclame.
“De prijs is een erkenning voor de commercial die het best het neurale netwerk van effectiviteit weet te activeren,” schrijft Neurensics op hun website. Neurensics noemt zich ‘neuromarketing bureau’ en m.b.v. fMRI-scans meten ze reacties in het brein tijdens het vertonen van plaatjes, verpakkingen, producten, films, advertenties, reclamemuziek en audio logo’s. “Dit geeft een uniek inzicht in wat consumenten daadwerkelijk ervaren. Hierdoor kunnen we intenties en gedrag beter voorspellen,” schrijven ze.
“We meten de hersenactiviteit en richten ons op 13 hersengebieden die het koopproces beïnvloeden. We meten positieve aspecten als aandacht, verlangen, lust, verwachting, vertrouwen, betrokkenheid en vertrouwdheid. En negatieve aspecten zoals angst, woede, walging en gevaar”.
“Neurensics kent drie divisies; Science, Research en Consult (…) Gezamenlijk biedt men kennis over het consumentenbrein en -gedrag dat met de dag toeneemt.”
Zonder blikken of blozen: Consumentenbrein. Niet eens menselijk brein, maar consumentenbrein. Dat we gezien worden als koopvee wisten we al. Nu wordt het koopvee nog verder beinvloed en nauwkeuriger gemanipuleerd. Geen wonder dat de reclamewereld heel enthousiast is over neuromarketing.
Ooit waren ze ook zo enthousiast over de mogelijkheid van ‘targeting’ in wat toen nog heette de nieuwe media. En niet alleen de reclamewereld zag hierin legio mogelijkheden, consumenten dachten dat het niet lastig gevallen worden met reclame voor dingen waar je geen interesse in hebt een verbetering zou zijn.
Inmiddels zorgen de methodieken van Social Media zoals Facebook er voor dat onze voorkeuren heel precies in kaart worden gebracht zodat de onbewuste beïnvloeding nog verder kan gaan. Onze likes zorgen niet alleen voor welke advertenties we te zien krijgen, maar ook dat we omgaan met gelijkgestemden, en zo vooral bevestiging krijgen van onze meningen en opvattingen.
Nieuwe ideeën kunnen zo moeilijk bij je geïntroduceerd worden. Propaganda werkt echter beter dan het ooit gedaan heeft. Zie bijv. “Dankzij algoritmes druipt het gelijk uit hun oren”, column van Peter Middendorp, 3 juni j.l. in Volkskrant/Vonk)

Misschien bestaat er inmiddels dus wel zoiets als een consumentenbrein.
En verklaart dat de idiotie van een reclamezin als: “IJsthee gemaakt van echte theeblaadjes” waar momenteel volop mee geadverteerd wordt.
Ik dacht eerst nog dat zo’n zin voortkomt uit de idiotie van fabrikanten die de gekste dingen bedenken om ons voedsel en dranken van te maken.. Maar nu vermoed ik toch beïnvloeding van ons consumentenbrein dat positief oplicht bij het woord theeblaadjes.