Ik las dat woord voor het eerst in een artikel over problemen in de ggz met betrekking tot mensen met complexe psychische stoornissen..
“De ggz gaat ervan uit dat mensen op te delen zijn in losse stoornissen. Terwijl hoe ernstiger je probleem is, hoe meer diagnoses je tegelijk hebt,” zegt Jim van Os, hoogleraar psychiatrie. Zorgpartijen richten zich in gespecialiseerde centra op specifieke stoornissen volgens de labels van DSM-5. Hokjesdenken dus. En daarmee vallen veel mensen buiten de boot.
Een moeder zegt in dat artikel: “Je kan wel zeggen: ook deze mensen moeten meedoen in de maatschappij. Maar laten we eerlijk zijn: wie wil er nou met zo’n man omgaan?”
Ik zag meteen de groep mannen in het park voor me. Het zijn niet eens allemaal daklozen, sommigen hebben een woning, maar hun samenscholen en daarbij o.a. een biertje drinken, hoort bij hun vaste routine. De meeste mensen lopen met een boog om hen heen. Ik voer af en toe gesprekken met ze, als ik het park inkom, zwaaien we. Ze kennen mijn naam, ik hun vaak moeilijke namen ook.
Ik ken ook de namen van allerlei mensen met een psychische stoornis die al dan niet begeleid in de buurt zelfstandig wonen. Gewoon, omdat ik hier al lang woon, ze met enige regelmaat tegenkom, soms een praatje maak. Meestal gaat het goed met ze, soms niet. Soms zorgen ze voor omwonenden voor overlast, meestal niet. Zoals verslaafde en schizofrene C. Ze neemt nogal eens andere verslaafden mee naar haar huis, altijd mannen. Soms staat er een voor haar deur te schreeuwen, dat boezemt omwonenden angst in en dan bellen ze de politie. Een paar keer per jaar belt ze bij me aan. Ze heeft dan stemmen gehoord die haar zeggen dat ze hier moet zijn. Ik heb haar een paar keer binnen gelaten, maar veel verder dan haar verhaal aanhoren en haar daarmee weer rust geven, kom ik ook niet en nu sta ik haar alleen nog aan de deur te woord.
K. kent iedereen in de buurt, ze is praatziek, maar soms ook heel bang. In haar appartementencomplex wonen dealers, vertelt ze. Ze wil er niets mee te maken hebben, maar soms bedreigen ze haar, maar niemand die daar iets aan doet, zegt ze.
M. speelt soms muziek op straat, maar als ze haar lippen weer extreem donkerrood, bijna clownesk heeft aangezet, weet ik dat er weer Bulgaren bij haar op bezoek zijn en ze kort daarna weer helemaal in zichzelf gekeerd wordt. Ik vermoed misbruik, maar niemand die daar iets van schijnt te (willen) weten.
Vooral van de vrouwen die ‘zelfstandig’ wonen, vraag ik me soms af of ze niet gelukkiger en veiliger zouden zijn in een instelling, maar die plekken zijn steeds schaarser. En het aantal begeleid wonen complexen is ook beperkt.
Een vriend is al jaren slaapwacht in een begeleid wonen project. Maar de nachten dat hij daar echt slaapt zijn zeldzaam. De problematiek is er zeer divers en soms moet hij midden in de nacht vanwege agressie assistentie inroepen.
Met de mannen die ‘gewoon’ in de buurt een woning hebben, gaat het beter. Zo loopt er een altijd met een big smile door de buurt, in een stadstuin kan hij urenlang met die grote grijns wijdbeens zittend de omgeving overzien. Hij redt het wel. Maar deel van de samenleving is ook hij niet.
Voor de meeste mensen is een korte groet al teveel gevraagd. En laat ik ook eerlijk zijn: verder dan compassie en een praatje maken op straat kom ik ook niet.