Slakken

Er zijn (amateur)tuinders die slakken verzamelen in een emmertje en die dan van tijd tot tijd legen in een stukje natuur. Er zijn tuinders die slakkengif strooien waarvan een deel zogenaamde eko-korrels. Slakken sterven er een nare langzame dood door. Ik zou waarschijnlijk tot die eerste categorie zijn gaan behoren als ik niet in het eerste jaar van mijn huidige woning een gruwelijke ervaring had opgedaan. Achter mijn huis grenst mijn minituintje aan andere tuinen middels een hoge muur. Op een vochtige nazomerse dag waren de stenen van die muur bijna onzichtbaar geworden door een overweldigende hoeveelheid huisjesslakken.
Ik vond en vind slakken prachtige dieren, maar van zo’n invasie liepen me de rillingen over de rug. Honderden en nog eens honderden slakken zaten daar op de muur bij mijn balkon-op-de-begane-grond zoals ik mijn minituintje al snel was gaan noemen.
Na ampel nadenken nam ik een vreselijk besluit. Ik heb de grote rubberen hamer gepakt waar je tentharingen mee de grond in hengst en ben gaan slaan. Slakkenvocht spatte op een gegeven moment in mijn oog. Mijn verdiende loon vond ik, maar ik ben doorgegaan tot er geen slak meer leefde.
Mijn motivatie voor deze moordpartij haalde ik uit de overtuiging dat zo’n overweldigend aantal slakken op amper 5 vierkante meter grond een teken was van volslagen ecologische onevenwichtigheid. En dat terwijl slakken een belangrijke schakel zijn in elk ecosysteem. Ze zijn de grote opruimers van planten. Zwakke planten helpen ze met afsterven. Wat de meeste tuinders niet begrijpen is dat de cultuurgewassen die ze telen door slakken worden aangezien voor zwakke planten.
Met al dat veredelen wat de mens heeft gedaan hebben we  zwakke rassen gecreëerd die we zo ongeveer moeten vertroetelen om tot volle wasdom te komen. Slakken erbij weghouden is dan ook een must om die gewassen nog zelf te kunnen consumeren. Oergewassen worden door slakken met rust gelaten tot de plant zelf begint met afsterven. Bij de meeste tuinders zijn dit uitsluitend nog kruiden zoals salie en tijm. Ik zou ook lavendel hebben genoemd, ware het niet dat daar inmiddels ook veel geknutselde versies van op de markt zijn die je meestal herkent aan een uitbundiger bloeiwijze.
Op mijn moestuin plet ik nog steeds toevallig opvallende slakken onder een steen of mijn laars. Ik blijf het de meest humane manier vinden, maar gelukkig word ik er niet van.
Recent nam ik mijn kleindochtertje voor het eerst mee naar de moestuin. Ik liet haar allerlei gewassen proeven wat ze heel interessant vond, maar het meest interessant vond ze iets dat ze zelf in het gras vond; een grote naaktslak.
Het diertje had zich meteen opgerold en mijn kleindochter bekeek hem in haar nog onhandige knuistje van zoveel mogelijk kanten. Ze kneep er een paar keer in. Ze verplaatste hem naar haar andere handje en keek met verbazing naar de slijmerige slakkenafscheidingen in haar lege knuistje.
Ik kreeg niet de indruk dat ze begreep dat ze een dier in haar handen had. Ik probeerde het haar duidelijk te maken door de slak even over te nemen en in het gras te zetten. Maar de uiterst langzame bewegingen waarmee de slak zich begon uit te strekken werden door mijn kleindochter niet herkend als dierlijk leven. Ik vermoed dat haar snelle, zestien maanden jonge hersens die zo ongelooflijk veel tegelijk leren, dat super langzame tempo niet konden volgen.
Misschien is dat ook wel een verklaring waarom de meeste tuinders niets voelen bij het doden van slakken. Toch zou ik eenieder willen aanraden om juist (het gedrag van) een slak eens uitgebreid te bestuderen. Een prachtige meditatieve bezigheid.
Ik zou ook eigenlijk wel tot die eerste categorie tuinders willen behoren; die de slakken vangen en elders uitzetten. Maar dan zie ik weer die muur voor me en besluit ik voor de meest humane manier die ik ken: één fikse klap.