Welke natuur?

“In de stikstofcrisis dringt zich de vraag op: hoeveel houdt Nederland van zijn natuur?” Het was de enige kop op de voorpagina van de Volkskrant van 9 juli en verwees naar een artikel in de zaterdagbijlage.

Mijn eerste reactie was: Het zal toch niet waar zijn dat de Volkskrant begonnen is met het masseren van plannen voor Nederland als Megacity?! Met tegenzin zocht ik het artikel op en ook de kop daar stemde me meteen somber: “Iedereen lijkt vóór natuur, maar voor welke?”

Hoezo welke natuur? Natuur is natuur al denken allerlei natuurbeherende instanties in Nederland dat natuur maakbaar is.

Het artikel maakt onderscheid tussen o.a. ‘wilde’ natuur en ‘functionele’. Met functionele natuur wordt dan vooral landbouwgrond bedoeld.

Eerder deze week reisde ik per OV naar Otterlo op de Veluwe. In de trein viel me vooral op hoe georganiseerd ons landje is. Alles is geregeld, van verkeer tot huizen, van stukjes groen tot weiland en overal staan bordjes en signalen die je vertellen wat de betreffende regels zijn. Hoe dichter ik bij Ede kwam, hoe meer groen ik zag, maar vooral viel me het grote aantal distributie’dozen’ op die het zicht vanuit de trein op dat groen flink hebben verminderd.

De bus van Ede naar Otterlo reed over goed georganiseerde wegen tussen ogenschijnlijk ondoordringbaar groen. Ogenschijnlijk, want waar ik ook wandel in Nederlandse natuur, er zijn altijd paden, wegbewijzers, bankjes en zelfs picknicktafels. Ook in de ‘wilde’ ‘natuur die de Veluwe lijkt te zijn, lopen overal paden. Ok, ze zijn vooral zanderig maar de meeste zijn breed genoeg om grote voertuigen door te laten waarvan je dan ook van tijd tot tijd bandensporen ziet. Na nog geen uur zulke paden te hebben gevolgd, bleek de bewoonde wereld te beginnen met een vakantiepark dat een flink stuk Veluwe in beslag nam.

Hoe uitgestrekt en wild de Veluwe ook lijkt, hoe hoopgevend ook al dat groen is dat stikstof opneemt, ook deze zogenaamd ‘wilde’ natuur is in feite functionele natuur. Het zijn steeds schaarser wordende plekjes waar je even op adem kunt komen, even kortstondig tijdens een wandeling geen verkeer hoort (als de wind gunstig staat).

Die paden zijn wel handig, je kunt er zelfs zonder echte wandelschoenen goed op vooruit, maar ze blijven ook een teken dat de natuur waar dan ook in Nederland goed georganiseerd is.

Al vele jaren is het me niet gelukt om een uur in de natuur te lopen, zonder op zijn minst weer huizen of een over te steken weg tegen te komen. De Nederlandse natuur bestaat uit allemaal stukjes, een soort lappendeken waar ecologen ecologische linten tussen proberen te krijgen of in stand houden.

Goed beschouwd is Nederland al één grote stad met veel parken die nog natuur genoemd worden. En de hele wereld is bezig zo te worden.

Zo bezien is het niet gek dat je steeds meer hoort over plannen voor Nederland als Megacity.

Die plannen worden gemaakt door mensen die zelf meestal geen tijd hebben om in de natuur te zijn, laat staan zich daarmee verbonden te voelen.

En daar zit de crux: de diersoort mens zegt wel dat ze van natuur houdt maar het moet vooral niet in de weg staan voor plannen voor onze ‘welvaart’.

Dat welvaart zonder natuur weinig tot geen welzijn meer bevat, wordt nog steeds vergeten. Dat de natuur ons op ontelbare wijzen probeert duidelijk te maken dat we als diersoort moeten krimpen i.p.v. groeien om ook andere levensvormen een kans tot overleven te geven, vinden we op zijn best begrijpelijk. Maar onszelf zien als een deel van de natuur, dat complexe goddelijke stelsel waarin ontelbare levensvormen met elkaar voor evenwicht zorgen, is iets anders dan over gebaande paden lopen.

Het verdwijnen van dier- en plantensoorten vindt een ruime meerderheid der Nederlanders erg (80% volgens Volkskrant), maar na dat geconstateerd te hebben stapt men weer in de auto of het vliegtuig… Hoe bereid zijn we eigenlijk om ons consumeer-, vervoer- en vertiergedrag te veranderen?

De vraag welke natuur we willen, geeft een boeiende inventarisatie, maar laat nog tevens zien dat de mens zich superieur waant t.o.v. ‘natuur’ en nog steeds niet beseft dat we er deel van zijn en nodig hebben om te overleven.